Een voorziening om te helpen bij de opvang van een kind in een gezinssituatie of een gerechtelijk kader.
Nieuws
26 juni 2025
Pleegzorgverlof is een voorziening voor de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten (GOD) en de instellingen van openbaar nut (ION) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het stelt hen in staat om tijdelijk op de dienst afwezig te zijn als ze een kind opvangen in het kader van een pleegvoogdij of een door een rechter besliste plaatsing. Dit verlof is gebonden aan precieze regelingen inzake duur, loon en toekenningsvoorwaarden.
Dit zijn de kernpunten:
Wie kan ervan genieten?
Elke gewestelijke ambtenaar van een GOD of ION.
Van toepassing in geval van
pleegvoogdij voor een kind jonger dan 12,
plaatsing in een opvanggezin na een rechterlijke beslissing (minderjarige)
Hoelang?
Maximaal 4 weken als het kind ouder is dan 3.
Maximaal 6 weken als het kind jonger is dan 3.
In geval van handicap kan de maximale duur van het verlof worden verdubbeld.
Het verlof begint op de eerste dag van opvang in een gezin en kan per week opgesplitst worden.
Statuut en loon
Het verlof wordt beschouwd als een periode van dienstactiviteit, wat betekent dat het loon integraal behouden blijft.
Samengevat: pleegzorgverlof is een kostbaar recht voor de Brusselse gewestelijke ambtenaren dat ondersteuning, stabiliteit en erkenning garandeert als een gezin zich openstelt voor een pleegkind.
Als u vragen hebt of een aanvraag wil indienen: uw HR-dienst staat voor u klaar!
*Ambtenaar die deel uitmaakt van een GOB die valt onder het besluit van 21 maart 2018 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel (Art. 201-202)
**Ambtenaar die deel uitmaakt van een ION die valt onder het besluit van 21 maart 2018 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Art. 194-195)